• klup·pelt
vervoeging van
kluppelen

kluppelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kluppelen
    • Jij kluppelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kluppelen
    • Hij kluppelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van kluppelen
    • Kluppelt!