kluisterde
- Geluid: kluisterde (hulp, bestand)
- kluis·ter·de
vervoeging van |
---|
kluisteren |
kluisterde
- enkelvoud verleden tijd van kluisteren
- Ik kluisterde.
- Jij kluisterde.
- Hij, zij, het kluisterde.
- Ik kluisterde.
- Het woord kluisterde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.