kleurden
- kleur·den
vervoeging van |
---|
kleuren |
kleurden
- meervoud verleden tijd van kleuren
- Wij kleurden.
- Jullie kleurden.
- Zij kleurden.
- Wij kleurden.
- ▸ De ronde bergen in de verten kleurden pastelblauw en lila en vormden een mooi contrast met de warme aardse kleuren om mij heen.[1]
- Het woord kleurden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers