Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kleedt

Werkwoord

vervoeging van
kleden

kleedt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kleden
    • Jij kleedt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kleden
    • Hij kleedt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van kleden
    • Kleedt!