Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kies·kauw·de

Werkwoord

vervoeging van
kieskauwen

kieskauwde

  1. enkelvoud verleden tijd van kieskauwen
    • Ik kieskauwde. 
    • Jij kieskauwde. 
    • Hij, zij, het kieskauwde.