kieskauw
- kies·kauw
vervoeging van |
---|
kieskauwen |
kieskauw
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kieskauwen
- Ik kieskauw.
- gebiedende wijs van kieskauwen
- Kieskauw!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kieskauwen
- Kieskauw je?
- Het woord kieskauw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kieskauw" herkend door:
52 % | van de Nederlanders; |
58 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be