kartte
- kart·te
vervoeging van |
---|
karten |
kartte
- enkelvoud verleden tijd van karten
- Ik kartte.
- Jij kartte.
- Hij, zij, het kartte.
- Ik kartte.
- Het woord kartte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
karten |
kartte