kantrechtte
- Geluid: kantrechtte (hulp, bestand)
- kant·recht·te
vervoeging van |
---|
kantrechten |
kantrechtte
- enkelvoud verleden tijd van kantrechten
- Ik kantrechtte.
- Jij kantrechtte.
- Hij, zij, het kantrechtte.
- Ik kantrechtte.
- Het woord kantrechtte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.