kanonneer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ka·non·neer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kanonneren |
kanonneer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kanonneren
- Ik kanonneer.
- gebiedende wijs van kanonneren
- Kanonneer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kanonneren
- Kanonneer je?