Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kan·kert

Werkwoord

vervoeging van
kankeren

kankert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kankeren
    • Jij kankert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kankeren
    • Hij kankert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van kankeren
    • Kankert!