Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kal·meert

Werkwoord

vervoeging van
kalmeren

kalmeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kalmeren
    • Jij kalmeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kalmeren
    • Hij kalmeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van kalmeren
    • Kalmeert!