kalkte af
- kalk·te af
vervoeging van |
---|
afkalken |
kalkte af
- enkelvoud verleden tijd van afkalken
- Ik kalkte af.
- Jij kalkte af.
- Hij, zij, het kalkte af.
- Ik kalkte af.
- Het woord kalkte af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.