kalandert
- ka·lan·dert
vervoeging van |
---|
kalanderen |
kalandert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kalanderen
- Jij kalandert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kalanderen
- Hij kalandert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van kalanderen
- Kalandert!
- Het woord kalandert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.