• ka·lan·dert
vervoeging van
kalanderen

kalandert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kalanderen
    • Jij kalandert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kalanderen
    • Hij kalandert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van kalanderen
    • Kalandert!