Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kaf·fert

Werkwoord

vervoeging van
kafferen

kaffert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kafferen
    • Jij kaffert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kafferen
    • Hij kaffert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van kafferen
    • Kaffert! 

Gangbaarheid