kaats
- kaats
vervoeging van |
---|
kaatsen |
kaats
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kaatsen
- Ik kaats.
- gebiedende wijs van kaatsen
- Kaats!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kaatsen
- Kaats je?
- Het woord kaats staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kaats" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be