kaamde
- kaam·de
vervoeging van |
---|
kamen |
kaamde
- enkelvoud verleden tijd van kamen
- Ik kaamde.
- Jij kaamde.
- Hij, zij, het kaamde.
- Ik kaamde.
- Het woord kaamde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
kamen |
kaamde