jureert
- ju·reert
vervoeging van |
---|
jureren |
jureert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jureren
- Jij jureert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jureren
- Hij jureert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van jureren
- Jureert!
- Het woord jureert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.