Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • jo·joot

Werkwoord

vervoeging van
jojoën

jojoot

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jojoën
    • Jij jojoot. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jojoën
    • Hij jojoot. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van jojoën
    • Jojoot! 

Gangbaarheid