jodeer
- jo·deer
vervoeging van |
---|
joderen |
jodeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van joderen
- Ik jodeer.
- gebiedende wijs van joderen
- Jodeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van joderen
- Jodeer je?
- Het woord jodeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.