• jen·gelt
vervoeging van
jengelen

jengelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jengelen
    • Jij jengelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jengelen
    • Hij jengelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van jengelen
    • Jengelt!