jengelt
- jen·gelt
vervoeging van |
---|
jengelen |
jengelt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jengelen
- Jij jengelt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jengelen
- Hij jengelt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van jengelen
- Jengelt!
- Het woord jengelt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.