Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • jamt

Werkwoord

vervoeging van
jammen

jamt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jammen
    • Jij jamt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jammen
    • Hij jamt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van jammen
    • Jamt! 

Gangbaarheid