jammert
- jam·mert
vervoeging van |
---|
jammeren |
jammert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jammeren
- Jij jammert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jammeren
- Hij jammert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van jammeren
- Jammert!
- Het woord jammert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.