jammerden
- jam·mer·den
vervoeging van |
---|
jammeren |
jammerden
- meervoud verleden tijd van jammeren
- Wij jammerden.
- Jullie jammerden.
- Zij jammerden.
- Wij jammerden.
- Het woord jammerden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.