• in·zweert
vervoeging van
inzweren

inzweert

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inzweren
    • ... dat jij inzweert. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inzweren
    • ... dat hij inzweert.