Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·zet·te

Werkwoord

vervoeging van
inzetten

inzette

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van inzetten
    • ... dat ik inzette. 
    • ... dat jij inzette. 
    • ... dat hij, zij, het inzette. 
  2. (in een bijzin) aanvoegende wijs van inzetten
     De meest kritieke fase is daarmee voorbij, meldt de brandweer, die 950 brandweerlieden inzette. De vlammen worden geblust met behulp van vliegtoestellen. Er blijven nog 520 brandweerlieden in het gebied om de brand verder te controleren. Hulpdiensten spreken van een "megabrand".[1]

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Zeer grote bosbrand in Frankrijk onder controle, 650 hectare nog in brand” (09 juli 2022), NU.nl