inzette
- in·zet·te
vervoeging van |
---|
inzetten |
inzette
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van inzetten
- ... dat ik inzette.
- ... dat jij inzette.
- ... dat hij, zij, het inzette.
- ... dat ik inzette.
- (in een bijzin) aanvoegende wijs van inzetten
- ▸ De meest kritieke fase is daarmee voorbij, meldt de brandweer, die 950 brandweerlieden inzette. De vlammen worden geblust met behulp van vliegtoestellen. Er blijven nog 520 brandweerlieden in het gebied om de brand verder te controleren. Hulpdiensten spreken van een "megabrand".[1]
- Het woord inzette staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Zeer grote bosbrand in Frankrijk onder controle, 650 hectare nog in brand” (09 juli 2022), NU.nl