invroor
- in·vroor
vervoeging van |
---|
invriezen |
invroor
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van invriezen
- ... dat ik invroor.
- ... dat jij invroor.
- ... dat hij, zij, het invroor.
- ... dat ik invroor.
- Het woord invroor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.