• in·vi·teer
vervoeging van
inviteren

inviteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inviteren
    • Ik inviteer. 
  2. gebiedende wijs van inviteren
    • Inviteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inviteren
    • Inviteer je?