• in·vigs
  • Zweedse zelfstandig-naamwoordsvorm met het voorvoegsel in-
Naar frequentie 63761

invigs

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs lijdende vorm van inviga
    «Det är inte ofta nya affärslokaler invigs i centrum.»
    Het gebeurt niet vaak dat nieuwe winkels worden geopend in het centrum van de stad.