intervenieert
- in·ter·ve·ni·eert
vervoeging van |
---|
interveniëren |
intervenieert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van interveniëren
- Jij intervenieert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van interveniëren
- Hij intervenieert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van interveniëren
- Intervenieert!
- Het woord intervenieert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.