interfereer
- Geluid: interfereer (hulp, bestand)
- in·ter·fe·reer
vervoeging van |
---|
interfereren |
interfereer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van interfereren
- Ik interfereer.
- gebiedende wijs van interfereren
- Interfereer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van interfereren
- Interfereer je?
- Het woord interfereer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.