Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·ten·si·fi·eer·de

Werkwoord

vervoeging van
intensifiëren

intensifieerde

  1. enkelvoud verleden tijd van intensifiëren
    • Ik intensifieerde. 
    • Jij intensifieerde. 
    • Hij, zij, het intensifieerde. 

Gangbaarheid