integreer
- in·te·greer
vervoeging van |
---|
integreren |
integreer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van integreren
- Ik integreer.
- gebiedende wijs van integreren
- Integreer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van integreren
- Integreer je?
- Het woord integreer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.