• in·sul·ten

de insultenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord insult


vervoeging van
insultar

insulten

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van insultar
  2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van insultar