• in·sneeuwt
vervoeging van
insneeuwen

insneeuwt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van insneeuwen
    • ... dat jij insneeuwt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van insneeuwen
    • ... dat hij insneeuwt.