• in·slui·mert
vervoeging van
insluimeren

insluimert

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van insluimeren
    • ... dat jij insluimert. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van insluimeren
    • ... dat hij insluimert.