Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·slui·mer·de

Werkwoord

vervoeging van
insluimeren

insluimerde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van insluimeren
    • ... dat ik insluimerde. 
    • ... dat jij insluimerde. 
    • ... dat hij, zij, het insluimerde. 

Gangbaarheid