• in·si·nu·eert
vervoeging van
insinueren

insinueert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van insinueren
    • Jij insinueert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van insinueren
    • Hij insinueert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van insinueren
    • Insinueert!