Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·schat·te

Werkwoord

vervoeging van
inschatten

inschatte

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van inschatten
    • ... dat ik inschatte. 
    • ... dat jij inschatte. 
    • ... dat hij, zij, het inschatte.