inschatte
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·schat·te
Werkwoord
vervoeging van |
---|
inschatten |
inschatte
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van inschatten
- ... dat ik inschatte.
- ... dat jij inschatte.
- ... dat hij, zij, het inschatte.
- ... dat ik inschatte.