• in·schat
vervoeging van
inschatten

inschat

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inschatten
    • ... dat ik inschat. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inschatten
    • ... dat jij inschat. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inschatten
    • ... dat hij inschat.