inrekent
- in·re·kent
vervoeging van |
---|
inrekenen |
inrekent
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inrekenen
- ... dat jij inrekent.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inrekenen
- ... dat hij inrekent.
- Het woord inrekent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.