inregenen/vervoeging
vervoeging van het werkwoord inregenen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
tegenwoordige tijd | verleden tijd | toekomende tijd | |||||||||
het | regent in | het | regende in | het | zal inregenen | ||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
inregenend | hebben ingeregend | regen in | regene in (bijzin) inregene |