inmaakten
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·maak·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
inmaken |
inmaakten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van inmaken
- ...dat wij inmaakten.
- ...dat jullie inmaakten.
- ...dat zij inmaakten.
- ...dat wij inmaakten.