inklonk
- in·klonk
vervoeging van |
---|
inklinken |
inklonk
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van inklinken
- ... dat ik inklonk.
- ... dat jij inklonk.
- ... dat hij, zij, het inklonk.
- ... dat ik inklonk.
- Het woord inklonk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.