• in·hi·beert
vervoeging van
inhiberen

inhibeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inhiberen
    • Jij inhibeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inhiberen
    • Hij inhibeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van inhiberen
    • Inhibeert!