inhaleert
- in·ha·leert
vervoeging van |
---|
inhaleren |
inhaleert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inhaleren
- Jij inhaleert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inhaleren
- Hij inhaleert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van inhaleren
- Inhaleert!
- Het woord inhaleert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.