ingrifte
- in·grif·te
vervoeging van |
---|
ingriffen |
ingrifte
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van ingriffen
- ... dat ik ingrifte.
- ... dat jij ingrifte.
- ... dat hij, zij, het ingrifte.
- ... dat ik ingrifte.
- Het woord ingrifte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.