• in·dut
vervoeging van
indutten

indut

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van indutten
    • ... dat ik indut. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van indutten
    • ... dat jij indut. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van indutten
    • ... dat hij indut.