• in·cri·mi·neert
vervoeging van
incrimineren

incrimineert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van incrimineren
    • Jij incrimineert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van incrimineren
    • Hij incrimineert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van incrimineren
    • Incrimineert!