• im·pres·si·o·neer
vervoeging van
impressioneren

impressioneer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van impressioneren
    • Ik impressioneer. 
  2. gebiedende wijs van impressioneren
    • Impressioneer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van impressioneren
    • Impressioneer je?