• im·por·ten

de importenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord import


vervoeging van
importar

importen

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van importar
  2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van importar